Bruidshandschoenen
Deze bruidshandschoenen zijn door het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap (KOG) aangekocht voor het bedrag van Fl. 231,-, tijdens de veiling van de inboedel van kasteel Ilpenstein die op 3 december 1872 in Amsterdam onder de hamer kwam. De handschoenen kunnen worden gerekend tot de vroegste textilia in de collectie van het KOG.
De afgebeelde bruidshandschoenen, gants de fiancée, zijn gemaakt van wasleer en hebben een losse kap van blauw-grijs satijn die versierd is met borduurwerk in veelkleurige zijde, zilverdraad, zoetwaterparels, robijntjes (?) en zilveren lovertjes. De kap kan worden gesloten door middel van drie koordjes van gevlochten gouddraad met aan het uiteinde een kwastje.
Het borduurwerk op de kap is aangebracht met wijnrode, goudgele en beige floszijde. Op de vouw van de kap is een rood hart afgebeeld dat met twee pijlen is doorboord. In het midden van het hart bevindt zich een viooltje. Dit viooltje wordt geassocieerd met de Heilige maagd Maria en was het symbool voor het verlies van de maagdelijkheid. De versiering op de kappen is symmetrisch opgebouwd met links en rechts van het hart een gevleugeld insect en een meanderend blad- en bloemmotief met viool en anjer. De anjer heeft, net als de viool, een symbolische betekenis en staat voor de verloving. Dit vindt waarschijnlijk zijn oorsprong in een Vlaams bruiloftsgebruik, waar in de 15de en 16de eeuw als aandenken aan de verloving het bruidspaar zittend, met vaak een rode anjer in de hand, werd geportretteerd.
De kappen zijn afgezet met een smalle strook goudkant en lopen door tot op de hand, waarmee de illusie van lange smalle vingers van de draagster wordt versterkt. Om de duim van de handschoen zijn drie randen van gevlochten, verguld zilverdraad aangebracht. De rechterhandschoen heeft vijf verticale inkepingen over de wijsvinger, zodat de (trouw)ring zichtbaar wordt.